Het ijs kraakt, de schaatsen snerpen; it giet oan! ‘De Tocht’ is een unieke productie die het midden houdt tussen een sportevenement en een grootschalige musical. Jolijn en Boy, de twee acteurs die in de rollen van Kristien en Rene kruipen, nemen ons mee achter de schermen van hun avonturen op het ijs. In het interview delen ze hun ervaringen, uitdagingen en de onvergetelijke momenten die de magie van ‘De Tocht’ zo bijzonder maken.
Om te beginnen, hoe gaat het?
Boy: We hebben net de eerste voorstelling van de week erop zitten. Dus het gaat goed! De kop is eraf!
Jolijn: De matinee begon om 14.00 uur. Hij was helemaal uitverkocht, zo’n 1500 man passen er in de zaal. Dus dat waren er heel veel!
B: En vanavond mogen we nog een keer. Over een aantal uur gaan we weer op, en dan weer voor zoveel mensen. Dat is natuurlijk hartstikke leuk.
J: Het is een heel grote zaal, maar dat heb je toch niet helemaal door. B Soms hebben we bijna te weinig door dat het zo’n grote zaal is. Vanaf het podium, of eigenlijk de ijsring, is alles achter rij 10 helemaal donker. Dus vaak vergeet je dat er nog een heel groot deel publiek daarachter zit. We moeten dus niet helemaal klein en filmisch spelen, alleen voor de voorste rijen.
J: Zou wel voor die eerste rijen leuk zijn natuurlijk!
Wat maakt deze voorstelling zo anders dan andere voorstellingen?
B: Het totale ding: de plek, de zaal en alles eromheen. Dat begint al bij de foyer. Alles wat je ziet is speciaal gemaakt voor deze voorstelling, dus alles past precies in dat plaatje. Dat is heel bizar! En de zaal zelf natuurlijk. Voor de acteurs is het ook heel anders. Als je op ijs staat, sta je continu op spanning. Je kunt niet even ontspannen. Je moet je voorstellen; je staat op ijs dat beweegt. En daaromheen en tussendoor bewegen de led-schermen ook nog eens. Bij Soldaat van Oranje, waar ik in speelde, draait de tribune. Maar bij De Tocht heb je op een gegeven moment bijna niet meer door wat er draait of wat stilstaat.
J: Het is lastig uit te leggen als je niet bij de voorstelling bent geweest. Juist omdat er zoveel gebeurt en beweegt. Dus eigenlijk, moet je gewoon komen kijken! Voor ons wordt het al een soort normaal, maar het is heel spectaculair. Het is beetje een sportwedstrijd meets musical, wat het totaal anders maakt dan andere voorstellingen. En wat heel leuk is, dat het verhaal en deze productie echt zorgen voor verbondenheid en saamhorigheid. Met iedereen die mee doet. Er doen heel veel figuranten mee met de show. Die hebben hier een soort van vereniging gecreëerd en er zijn allemaal vriendschappen ontstaan. Iedereen is zo enthousiast; sommigen doen een aantal keer per week mee met een voorstelling.
B: Sommige figuranten wonen twee uur rijden hiervandaan. Er zijn in totaal zo’n 300 figuranten, en die wisselen elkaar af. Per dag doen er 30 mee. En dit zijn allemaal vrijwilligers!
J: En ze zijn onderdeel van een hele grote show en productie, dus dat is heel indrukwekkend. En stoer!
Het is echt een spektakelstuk; voor ons, als publiek, is het alles behalve normaal! Maar jullie zijn hier natuurlijk al een hele periode mee bezig. Wanneer begonnen de voorbereidingen?
B: Het idee is 7 jaar geleden ontstaan. Dus het speelt al heel lang. Voor ons als acteurs begon het in de coronaperiode. Zo’n 3 jaar geleden begonnen de audities. Na een half jaar auditieperiode kreeg ik de rol. Toen zouden we echt beginnen, maar het werd uitgesteld vanwege corona en daarna door vervuilde grond op het terrein van het Friso Theater.
J: Er waren wel tegenslagen inderdaad. Wij vroegen ons ook af of het allemaal door zou gaan. Tot we hier bij het Friso Theater aankwamen en dachten: wow! Wat een grote zaal, en wat mooi. Het theater bestond nog niet, dus we hadden hier ook totaal geen beeld van. We wisten eigenlijk niet wat ons te wachten stond. Het is best iets geks. Op ijs, met led-schermen, en het draait. Het is niet een normale theatervoorstelling. Toen ik het theater zag, kreeg het steeds meer vorm en werd het beeld duidelijker. En naast het voorbereiden van de teksten, moesten we de schaatsen op.
Konden jullie schaatsen?
Boy en Jolijn, in koor: Nee!
Op een schaal van 1 op 10?
Boy en Jolijn: een 1!
B: Als in, ik kon het écht niet.
J: Wij zijn keihard gaan trainen, en op een gegeven moment pikte ik het wel op. Gelukkig ben ik redelijk sportief. Op ijs staan is ook gek, en daar moet je heel erg aan wennen. En hoe beter het gaat, hoe leuker het wordt natuurlijk.
B: Ja, jij wel! We kregen heel goed les, maar ik verkrampte wel eens uit angst om te vallen. We hadden 1 uurtje les in de week, dat is best weinig. Eigenlijk hadden we mazzel dat de show werd uitgesteld; toen hadden we langer de tijd om echt goed te leren schaatsen. Op een gegeven moment gingen we fulltime repeteren. Dan sta je de hele dag op het ijs: 8 uur per dag, 5 dagen in de week. En toen ging het ook steeds beter! Voor mijn rol hoef ik niet heel goed te kunnen schaatsen, ik overdrijf daar een beetje dat ik niet kan schaatsen. Maar ik, buiten mijn rol, zou heel graag goed willen schaatsen!
En als de Elfstedentocht ooit eens plaatsvindt, doen jullie dan mee?
J: Ja! In ieder geval een stuk! Ik ga dan sowieso een poging wagen, je kunt altijd stoppen als het echt niet meer gaat.
B: Zeker weten! Maar 200 km is wel heel ver. Het zou nu te veel zijn, maar ik ga steeds beter op het ijs. Dus tegen die tijd..
Jullie kruipen in de rol van Kristien en Rene. Zien jullie veel gelijkenissen met jullie zelf?
J: Ja, ik denk het wel.
B: Maar we hebben de rol ook best wel naar onszelf toegetrokken.
J: Kristien is een stoere, pittige vrouw. Het is niet mijn eerste kleur: ik heb een lieve stem en een lief voorkomen. Dus het is heel leuk om dat te laten zien en dat erin te stoppen. En we hebben zelf eigenlijk alle grappen erin gegooid. Er zijn gaandeweg best wel veel dingen veranderd in het script. We hebben er een Boy en Jolijn-sausje over heen gegoten. Tijdens de repetities improviseerden we iets, en dan kwam dat uiteindelijk ook in de voorstelling.
B: Normaal ontmoet je elkaar op de eerste dag van de repetities. Je leert elkaar dan pas kennen. Maar omdat wij nu al 8 maanden samen schaatsles hadden, waren we al een soort team samen. Je kent elkaar al voordat de repetities beginnen, en dan denk je sneller: “Dit kan er wel in, dit grapje kan wel”.
J: Anders is het altijd best wel aftasten, ‘Hoe doe jij?’ en ‘Hoe werk jij?’. Dat gedeelte konden we nu eigenlijk wel overslaan.
Tot slot, wat vinden jullie van Leeuwarden?
B: Wij zaten voor de première vijf dagen per week in een hotel in Leeuwarden. Dat was keihard werken van ’s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat. Nu komen we op vrijdagmiddag aan en gaan op zondagmiddag terug. En hebben we de tijd om even de stad in te gaan. We komen we er nu achter dat het een heel leuke stad is!
J: Ik heb hiervoor wel eens gespeeld in de Harmonie, maar verder niets van de stad gezien. Dan was het een dagje op-en-neer.
B: Ik was hier nog nooit geweest. Ik vind het heel leuk om vrijdagavond na de voorstelling nog even livemuziek te bekijken ergens of ’s middags naar het kattencafé, haha.
J: Het allerleukste vind ik de terrasjescultuur hier. Al vroeg zitten mensen gezellig op het terras, niet alleen in het weekend maar ook ‘gewoon’ op donderdagmiddag. Ik kom zelf uit Brabant, maar het is hier ook redelijk Bourgondisch. Echt gezellig!
B: Dit wilde ik ook zeggen; ik vind dat ook het leukste aan Leeuwarden, de gezelligheid. En ik vind het historische centrum heel mooi en het is overzichtelijk. Alles is redelijk dicht bij elkaar.