Kamsma Schoenen is al sinds 1754 een begrip in Friesland. In Leeuwarden is de schoenenzaak te vinden in de Nieuwe Oosterstraat, met een breed assortiment aan topschoenen. Met bijna een halve eeuw aan werkervaring heeft Koos Kamsma al heel veel meegemaakt. Hij vertelt onder ander over hoe hij is begonnen, zijn fabrieksbezoeken en hoe het schoenenlandschap in Nederland is veranderd in de afgelopen jaren.
‘Ik werk al bijna een halve eeuw in de schoenenwereld en heb van alles meegemaakt. Ik kom echt uit een schoenenfamilie en er werd verwacht dat je meehielp. Als ik bijvoorbeeld ijsvrij had, kwam dat mooi uit, want ‘er moest nog veel gebeuren’. Als ik zei dat ik nog wel even ging schaatsen, zouden we dat morgen doen. De dag daarna was het ijs dan al verdwenen, haha. Daar was je dan ook weer vanaf, zeg maar. Zo ging dat vroeger en zo ben ik er een beetje ingerold.
Toen ik klaar was met school, ben ik in Groningen gekeurd voor de militaire dienst en heb ik mij opgegeven als chauffeur. Toen was ik een jaar of 18, 19. Dat werd allemaal keurig netjes geregeld. Na een tijdje kwam er toevallig een brief van het Ministerie van Defensie waarin stond dat er te veel mensen waren. Er stonden ook een aantal regels in, die ik allemaal kon afvinken. Ik ging met mijn vader overleggen en hij zei dat ik het moest doen. Het kwam namelijk wel mooi uit, want er waren personeelsleden ziek en er gingen mensen weg, dus er was genoeg werk in de winkel. Ik heb toen een jaar of vijf voor mijn vader gewerkt.’
Overname
‘In 1980 zei mijn vader dat alles goed ging en dat hij eigenlijk wel wilde stoppen. Hij had hard genoeg gewerkt en wilde nog wel wat dingetjes doen, maar niet meer vooroplopen. Eén november 1980 heb ik de winkel overgenomen. Mijn vader pakte de deksel van een oude schoenendoos en zei ‘schrijf maar op wat we allemaal hebben en wat het waard is. Ik weet het wel’. We hebben het allebei opgeschreven en het scheelde tweeduizend gulden. Binnen vier weken was ik financieel klaar en op mijn vijfentwintigste was ik winkelier. In 1981 heb ik deze panden gekocht, waar de winkel nu in zit, en heb ik de zaak behoorlijk verbouwd. Tien jaar later, in de jaren negentig, heb ik weer verbouwd en kwam er nog een stuk bij.’
Schoenenland Brabant
In de jaren negentig gingen we regelmatig naar Brabant, het schoenenland. In de Langstraat stonden meer dan tweehonderd fabriekjes. Dat waren mensen die in het schuurtje achter hun huis gewoon schoenen maakten. In die tijd werd de productie in Nederland te duur, dus verhuisde het naar de lageloonlanden. Dat merkte je toen ook al, hoor. Er werd nog steeds veel in Nederland ontwikkeld, dat nog wel, maar in die jaren is de productie vooral naar China, Vietnam, Cambodja en dat soort landen gegaan.
In de laatste tien tot twaalf jaar komt de productie terug naar Europa, en dan met name naar Portugal. Dat verschil in kwaliteit merk je heel erg. Waar hier vroeger in Brabant alles van deur tot deur werd gedaan, gebeurt nu ook in Portugal. Het productieproces van een schoen duurt, als je alle materialen hebt, ongeveer twee weken. Tel daar een week bij op voor transport en dan heb je binnen drie weken schoenen in de winkel. Dan kan je veel sneller schakelen. In de maatschappij van nu is snelheid heel belangrijk en ik vind communicatie ook heel belangrijk.’
‘Produceer- en ontwerplanden’
‘Tussen de verschillende landen zit veel verschil qua ontwerpen en produceren. In Nederland wordt nog heel kleinschalig en specialistisch schoenen geproduceerd. Een fabriek als Durea, een toonaangevend damesschoenmerk, heeft wel een productiebedrijf in het buitenland, maar alles wordt in Nederland ontwikkeld en aangestuurd. In Drunen, waar het bedrijf gevestigd is, worden de schoenen gecontroleerd en verstuurd naar de Nederlandse dealers.
In Italië staan echt hele fabrieken, maar daar gebeurt bijna niets meer. Ze doen alleen nog aan transport. In die fabrieken worden de materialen verzameld en vervolgens wordt het getransporteerd naar andere landen. Portugal is qua productieontwikkeling een stuk verder. Ze kunnen daar prima schoenen maken, maar ontwerpen en collecties aanbieden niet. Portugal is echt een productieland. Daar moet je laten zien hoe de schoenen gemaakt worden en de materialen leveren. Vervolgens zijn de schoenen over een paar weken dus klaar.’
Drie seizoenen tegelijkertijd
‘Ik word vaak uitgenodigd door fabrikanten om te kijken naar de nieuwste modellen. Ik was afgelopen januari bijvoorbeeld in Duitsland, bij Gabor. Zij organiseerden een aantal dagen waarin de nieuwste collectie werd gepresenteerd. Dat is dan de collectie die nu net is binnengekomen. Eind november beginnen wij ons al te orenteren op het winterseizoen van 2020 en van januari tot halverwege maart heb je de eerste beurzen in Italië, Berlijn en Düsseldorf. Dat betekent dat wij in januari bezig zijn om schoenen te verkopen van winter 2019/2020, dat het magazijn volstroomt met voorjaarschoenen voor 2020 en dat we bezig zijn met de inkoop voor 2020/2021. We zijn dan bezig met drie seizoenen tegelijkertijd en dat vind ik wel echt leuk.
Bij de presentaties van bijvoorbeeld Gabor kan je ook je mening geven. Gabor is natuurlijk een Duitse firma en in Duitsland is veel behoefte aan grijs. In Nederland wordt blauw heel veel verkocht. Dan kunnen wij ook zeggen dat we liever een andere kleur hebben. Dan komt het ook wel voor dat ze de modellen een ander kleurtje geven. Je kunt ook vertellen wat je goed hebt verkocht, dat soort dingen. Communicatie is heel belangrijk. Ik spreek ook veel collega’s en het is dan wel een beetje aftasten. Duitsers hebben andere ideeën, maar als een groep Nederlands vertelt dat ze een bepaalde optie leuker vinden, dan luistert de agent van Gabor die Nederland vertegenwoordigt er wel naar. Er wordt echt iets met je mening gedaan. Als een schoen goed verkoopt en ik tijdig aan de bel trek, kunnen zij daar ook weer op inspelen. Het is samenwerken met fabrikanten, een win-winsituatie. Wij hebben er belang bij dat we de consument zo goed mogelijk kunnen helpen en zij willen niet met schoenen blijven zitten.’
Bedrijfsbezoekjes
‘Ik reis nog veel en dat doe ik graag. Ik bezoek niet alle beurzen, maar er zijn een paar waar ik graag heen ga. In Düsseldorf, Hamburg en Berlijn zijn bijvoorbeeld interessante beurzen. Ik ga ook graag naar fabrikanten, al dan niet op uitnodiging of aankondiging. Zo ben ik een tijd geleden op aankondiging bij een fabrikant in Oostenrijk langs geweest. We hebben twaalfhonderd kilometer gereden. We werden om negen uur hartstikke leuk ontvangen met een kopje koffie en wat lekkers en zijn de fabriek gaan bekijken. Nou, om half 12 stonden we weer buiten! We kregen van tevoren te horen dat we een fantastische rondleiding zouden krijgen en hadden stiekem ook een beetje op een lunch gehoopt, haha. Ik stelde voor om naar Mephisto te gaan. Nadat we vier uur hebben gereden, kwamen we onaangekondigd aan bij de fabriek. Ze waren hartstikke enthousiast en alles werd uit de kast getrokken om het ons naar onze zin te maken. We kregen zelfs ’s avonds een diner aangeboden! Zo kan het natuurlijk ook, haha. Bedrijfsbezoekjes vind ik gewoon heel belangrijk.
Als het goed is, ga ik volgend jaar naar een fabriek in Vietnam, waar ze 120.000 paar schoenen per dag maken. Hoe ze die schoenen maken heb ik wel een idee bij, maar de logistiek die erachter zit vind ik heel interessant. Met 120.000 paar schoenen per dag kan je wel 22, 23 containers vullen. Dat betekent dus ook dat er elke dag zoveel materiaal aangeleverd moet worden. Ik zie het al helemaal voor me dat er elke dag twintig containers binnenkomen en er twintig uitgaan. Het lijkt mij echt interessant, de consument heeft niet altijd het idee wat erbij komt kijken bij het maken van een schoen. Er zitten ruim tweehonderd handelingen in!
Als ik niet in de winkel ben, ben ik nog steeds bezig met schoenen. Het is allemaal echt afwisselend werk en ik moet er niet aan denken om de hele dag bijvoorbeeld achter een machine te staan. Ik hou wel van een beetje avontuur, een beetje pionieren, en er kunnen nog best een paar jaartjes bij. Je moet doen wat je leuk vindt en er veel plezier in hebben.’